Lost and found

Maarten werkt op de dienst Tracing van Rode Kruis-Vlaanderen. Deze dienst herstelt het contact tussen familieleden die elkaar uit het oog verloren door oorlog, rampen of migratie.

Een maandag in november. Navid, een 17-jarige Afghaan die asiel heeft gekregen in België, komt bij me langs om een opsporing te starten naar zijn ouders. Hij was tien jaar toen hij hen voor het laatst zag. Ze waren toen samen op de vlucht naar Europa en werden in Iran gescheiden door mensensmokkelaars. Sindsdien heeft hij geen nieuws meer over hen.

Jarenlang was Navid op de vlucht tot hij vorig jaar asiel aanvroeg in België. Navid wil er nu alles aan doen om zijn familie terug te vinden. We beslissen samen om alle zoekmogelijkheden te gebruiken. We zoeken in de Rode Kruisdatabank naar zijn familie, nemen contact op met Rode Kruisverenigingen in de regio en plaatsen ook zijn foto op de Family Links Website van het Internationale Rode Kruis. Eigenlijk een speld in een hooiberg, maar je weet maar nooit…

Twee maanden lang krijg ik vooral negatieve antwoorden van andere nationale verenigingen aan. Totdat op 16 december plots mails binnenstromen van het Internationale Rode Kruiscomité (ICRC) in Genève en Kaboel met als onderwerp: ‘positive match!’

Maarten (links) en Navid bereiden zich voor op het Skypegesprek.

Maarten (links) en Navid bereiden zich voor op het Skypegesprek.

In de mails staat dat de moeder van Navid haar zoon herkend heeft op de website. Om er zeker van te zijn dat we geen vergissing maken, vraag ik aan mijn collega in Kaboel om een foto op te sturen van de moeder. Navid bevestigt dezelfde dag nog dat het zijn moeder is op de foto. Hij kan amper geloven dat hij zijn moeder gevonden heeft…

Als kers op de taart organiseren we een videochatgesprek via Skype in de gebouwen van het Rode Kruis. Navid verschijnt op zijn paasbest (ook al was het bijna kerstmis) voor het scherm en ziet na zeven lange jaren zijn moeder en zijn zus terug. Ook het VRT-nieuws was erbij en maakte dit filmpje.

Een dolgelukkige Navid praat met zijn moeder in Afghanistan.

Een dolgelukkige Navid praat met zijn moeder in Afghanistan.

Voor Navid en zijn familie geeft deze gelukte opsporing een nieuwe, positieve wending in hun leven, voor ons betekent het extra motivatie om ons voor elke opsporingsaanvraag maximaal in te zetten.

Gezellige competitie

Marijke werkt sinds september als stafmedewerker Internationaal Humanitair Recht bij Rode Kruis-Vlaanderen.

Vorige week was het zo ver. De Frits Kalshoven Competitie ging, na maanden voorbereiding, eindelijk van start. In deze pleitwedstrijd over het internationaal humanitair recht (IHR) kruisen teams van rechtenstudenten uit Nederland en België een week lang de degens.

Samen met onze collega’s van het Nederlandse Rode Kruis hebben we vele maanden hard gewerkt om de studenten via lezingen, rollenspelen, een quiz, bezoek aan het Internationaal Strafhof,… te kunnen onderdompelen in het humanitair recht. Het was voor mij de eerste keer dat ik dit evenement mee zou begeleiden. Spannend!

De rechtsstudenten buigen zich over een casus. (c) Ben Aarts

De rechtsstudenten buigen zich over een fictieve casus. (c) Ben Aarts

Het rollenspel vond ik de leukste activiteit van de competitie. Via dit spel testten we de parate kennis van de studenten over het humanitair recht, hun communicatieve vaardigheden, stressbestendigheid en creativiteit. Het was zeer fijn te merken dat de studenten onmiddellijk in hun rol zaten als woordvoerder van een fictief land of als medewerker van het Internationale Rode Kruiscomité.

De rollenspelen waren een goede voorbereiding op het slotevenement: de pleitwedstrijd zelf. De dag voordien ontvingen de deelnemers een fictieve casus die ze tijdens de wedstrijd als eiser of verweerder dienden te bepleiten voor een professionele jury. Het was leuk om te zien dat de tips en tricks die we de studenten hadden meegeven na de rollenspelen onmiddellijk in praktijk werden gebracht.

Wat mij het meest zal bijblijven van deze week is de gezellige sfeer onder de deelnemers. De competitieweek was nog maar net van start gegaan en het leek al alsof ze elkaar al jaren kenden. Dit gevoel heeft gedurende de hele week standgehouden. Tijdens de serieuze momenten ging ieder voor de winst, maar daarnaast was er van competitiviteit geen sprake.

Benieuwd welke universiteit de Frits Kalshoven Competitie gewonnen heeft? Neem dan hier een kijkje.

Auto’s op de schouders dragen

Els woont en werkt in Nepal waar ze projecten van Rode Kruis-Vlaanderen opvolgt in samenwerking met het Nepalese Rode Kruis rond eerste hulp, water en sanitatie.

Laatst kwam ik uit de supermarkt in Kathmandu en zag ik dat mijn auto was ingesloten. Het was slechts een kleine taxi die mijn weg blokkeerde. De bewaker van de parkeerplaats en een andere man waren zo assertief en vriendelijk om ‘het autootje’ eventjes uit de weg te duwen. Ik zou er niet aan gedacht hebben om dat te vragen, al is het geen opmerkelijke gebeurtenis in Nepal. Net zo min als het uitzonderlijk is dat ik in een taxi stap die eerst nog door een paar voorbijgangers moet worden aangeduwd omdat de startmotor blijkbaar kapot is. Ook daar kijk ik niet meer van op.

Waar ik nooit aan heb kunnen wennen, zijn de lokale bussen die veelal het dubbele aantal mensen vervoeren dan de capaciteit van de bus. Mensen zitten op het dak, naast de bestuurder en op rijstzakken die in het middenpad tot een meter hoog zijn opgestapeld. De bussen zijn vaak minimaal 20 jaar oud en rijden zo bepakt de bergen in over moeilijk begaanbare kronkelende bergwegen. Het is gevaarlijk en er gebeuren ook geregeld ongelukken mee.

Midden twintigste eeuw (en nog steeds) waren er geen autowegen in grote delen van Nepal. De eerste auto’s in Nepal werden daarom door dragers vanuit India naar Kathmandu gedragen. Deze foto uit 1958 was te vinden op een tentoonstelling over verkeersveiligheid in Kathmandu, die was georganiseerd door de verkeerspolitie.

Eentje uit de oude doos

Eentje uit de oude doos

De tijden zijn duidelijk veranderd. Met name in de afgelopen 10 jaar is het gemotoriseerd vervoer in Nepal, en vooral in de hoofdstad Kathmandu, reusachtig toegenomen. Ook het aantal doden en gewonden als gevolg hiervan is enorm gestegen. Rode Kruis-Vlaanderen steunt daarom met de Belgische overheid het Nepalese Rode Kruis door middel van een eerstehulpproject in het kader van verkeersveiligheid. Hierdoor hopen we onder andere het aantal verkeersongelukken terug te dringen en betrokkenen en/of omstanders effectiever te kunnen laten reageren bij een verkeersongeval.

Zombies in Bolivia

Luc volgt vanuit Mechelen projecten op rond hulpverlening voor, tijdens en na rampen. In mei trok hij naar Bolivia voor een bezoek aan ons project rond rampenparaatheid in een door overstromingen geteisterde regio.

Het is best een onderneming om naar het projectgebied te reizen. Vanuit de Boliviaanse stad Cochabamba is het 4 uur afdalen van 2.500 meter naar 160 meter via verschillende bergpassen, vooraleer we de vlaktes van de Tropico bereiken en dan na 1,5 uur in Ivirgarzama aankomen.

Ivirgarzama –  geen plek voor dyslectici of stotteraars – behoort tot de fusiegemeente Puerto Villaroel en is de ‘grootste’ woonkern van de streek. Met ongeveer 8.000 inwoners zou dit dorp in een oude roman steevast beschreven worden als een ingeslapen gemeenschap aan de uitlopers van de oostelijke Cordillera, de laatste stuiptrekking van de Boliviaanse Andes in oostelijke richting. Het ‘ingeslapen’ cliché wordt echter meteen doorprikt door het verkeer van brommers en auto’s die zich vrolijk toeterend een weg banen langs de twee enige geasfalteerde rijstroken die het dorp rijk is.

Overstromingsgevaar

Het dorp ligt midden in een gebied dat rijkelijk bevloeid wordt door tal van rivieren (Ichilo, Sacta, Chimoré, Isarzama, Cesarzama, Vibora, Ivirgarzama) zowel hele brede als kleine, die tijdens het regenseizoen op enkele uren tijd kunnen aanzwellen tot een snel stromende watermassa, waardoor de loop van de rivieren bijna jaarlijks wijzigt.

Via vrijwilligers van de Rode Kruisafdeling van Cochabamba ondersteunen we het gemeentebestuur van Puerto Villaroel en verscheidene kleine gemeenschappen om zich beter voor te bereiden op de jaarlijks weerkerende overstromingen.

Luc (rechts) tijdens een bijeenkomst met vertegenwoordigers van de gemeenschap San Marco.

Luc (rechts) tijdens een bijeenkomst met vertegenwoordigers van de gemeenschap San Marco.

In samenwerking met de Boliviaanse weerkundige dienst, zorgen we ook voor de aankoop en installatie van pluviometers. Zo kan men, zodra er een abnormaal hoge neerslag opgetekend wordt, alarm slagen nog vooraleer het waterniveau van de rivieren te bedreigend is voor de gemeenschappen die zich langs de oevers bevinden. Dankzij een alarmeringssysteem via sms kunnen de mensen tijdig hun waardevolle bezittingen en zichzelf in veiligheid brengen, via evacuatieroutes die ze op voorhand uitgestippeld (en ingeoefend) hebben.

Medewerkers van het lokale Rode Kruis bekijken de situatie vanaf de oever van een rivier.

Medewerkers van het lokale Rode Kruis bekijken de situatie vanaf de oever van een rivier.

Ontbijt met zombies

Daags na onze aankomst hebben we een afspraak met de burgemeester voor de inhuldiging van een lokaaltje dat speciaal gebouwd en ingericht werd voor het team dat de coördinatie zal doen van de hulpverlening bij een volgende noodsituatie.Omdat we meteen na het gemeentebezoek ook nog langs gaan bij vier gemeenschappen in de wijde omtrek, gaan we eerst nog snel ontbijten op de kleine overdekte markt van Ivirgarzama.

Er is keuze te over aan kleine eetgelegenheden met een telkens een identieke keuzemogelijkheid wat ontbijt betreft: een soort gefrituurd bladerdeeg al dan niet met wat kaas of honing. Het grote verschil is echter het soort film dat op groot scherm en met de volumeknop hoog, wordt afgespeeld.

Van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat, overal staat de tv aan. Het zorgt ervoor dat het voeren van een normaal gesprek een uitputtende oefening wordt in luistervaardigheid en concentratievermogen. De ochtendfilm waar we middenin belanden, gaat over een bende ‘gringo’s’ die probeert te overleven in de jungle, bevolkt door  uitgehongerde zombies. Niet echt bevorderlijk voor een rustige spijsvertering zo vroeg op de ochtend.

Ik denk dat we de volgende keer eerst eens de dvd-kaart zullen bestuderen alvorens aan tafel te gaan in een willekeurig eethuisje. Wie weet krijgen we dan een Quechua versie van ‘Komen Eten’ te zien.

1.120

Laura staat in voor de verspreiding van het Internationaal Humanitair Recht in Vlaanderen. Ze geeft onder andere opleidingen aan studenten, journalisten, militairen en beleidsmakers.

Met 1.120 zijn we… Een mooi getal voor het aantal deelnemers van het Rode Kruisteam dat afgelopen zondag door Brussel rende.

Het Rode Kruisteam  (c) Rode Kruis-Vlaanderen

Het Rode Kruisteam – (c) Rode Kruis-Vlaanderen

Na maandenlange training (voor de meesten onder ons) is de dag dan eindelijk aangebroken: de 20 km van Brussel! Onder de collega’s die mee lopen, worden er de vrijdag voordien twee belangrijke vragen gesteld: “Hoe warm zal het worden?” en “Welke tijd wil je lopen?”.  Zeker onder de mannen meen ik toch enige competitie te bespeuren. Ikzelf twijfel nog tot op de laatste moment om mee te doen want ik had vooraf niet genoeg tijd om te trainen. Uiteindelijk loop ik toch mee, met als enige doel: afmaken wat we starten.

Wanneer ik zondagochtend in het Jubelpark aankom, wemelt het al van het volk. Veertigduizend personen die zich klaar maken voor de start, het is indrukwekkend. Ik begeef mij naar de stand van het Rode Kruis, waar zich al een grote groep heeft verzameld van collega’s, vrijwilligers en sympathisanten. Ze zijn goed herkenbaar door hun rode T-shirt: instant samenhorigheidsgevoel.

We lopen als Rode Kruisteam allemaal voor het waterproject in Burundi, waarbij je als loper je laat sponsoren door familie, vrienden en eenieder die zijn steentje wilt bijdragen. De opbrengst zal het Rode Kruis gebruiken om waterleidingen en gemeenschapskranen aan te leggen. Nu heeft 49% van de Burundese bevolking geen toegang tot proper drinkwater.

Nog snel een foto voor de start met twee collega's.

Nog snel een foto voor de start met twee collega’s.

Ik maak me klaar om te vertrekken: een paar grote slokken water, nog snel een foto nemen, een knuffel van een supporter, een aanmoediging van een collega.

Bij het begeven naar de start wordt je opgenomen in een soort massabeweging, een kudde, waardoor je alleen maar een richting uit kan: voorwaarts! Bedenken kan nu niet meer. De sfeer zit goed onder de lopers. En dan is het wachten op het startschot…

Bij aankomst, die voor de ene sneller kwam dan voor de andere, zie ik vooral ‘rode’ maar blije gezichten: we hebben het gehaald!

Ja maar, wij gooien onze clusterbommen heel precies…

Pascal is al jarenlang vrijwilliger bij Rode Kruis-Vlaanderen. Hij is onder andere actief bij de hulpdienst en internationale samenwerking. In februari werkte hij mee aan de Frits Kalshovencompetitie.

Wist je dat het Rode Kruis zowel in oorlogs- als in vredestijd bouwt aan het respect voor het internationaal humanitair recht? Het internationaal humanitair recht is een verzameling regels die gelden in oorlogstijd.

Deze regels beschermen mensen die niet (langer) deelnemen aan het conflict – denk maar aan burgers of krijgsgevangenen – en beperkt de middelen en methoden van oorlogsvoering – bijvoorbeeld door clusterbommen of landmijnen te verbieden.

Een van de doelgroepen die we daarvoor benaderen zijn studenten aan de faculteit Rechten. Samen met het Nederlandse Rode Kruis organiseren we daarvoor elk jaar de Frits Kalshovencompetitie in Den Haag.

De studenten worden een week lang ondergedompeld in lezingen, rollenspelen en een heuse pleitwedstrijd over de regels en toepassing van het internationaal humanitair recht.

Elina legt de studenten het vuur aan de schenen. (c) Pascal Vervoort

Elina legt de studenten het vuur aan de schenen. (c) Pascal Vervoort

Het is in de rollenspelen dat ik, een – nu ja – rol speel. Samen met mijn partner-in-crime Elina, een Finse Rode Kruisvrijwilligster die in Leiden studeert en gespecialiseerd is in het internationaal humanitair recht, onderwerp ik de studenten aan een radio-interview.

Via dit rollenspel testen we of de studenten de basisprincipes van het internationaal humanitair recht in begrijpbare – lees: niet juridische – taal kunnen uitleggen.

Simpel zegt u? Nou niet echt…

Als rasechte journalisten met het slechtst denkbare karakter ontvangen we de studenten, die als vertegenwoordigers van hun regering in onze radiostudio te gast zijn. De nodige informatie hebben ze vlak voordien ontvangen via enkele fictieve persberichten.

De studenten proberen zo goed mogelijk op de vragen te antwoorden (c) Ronald Falke

De studenten proberen zo goed mogelijk op de vragen te antwoorden (c) Ronald Falke

We beginnen het interview heel gemoedelijk, maar al snel brengen we hen met onze vragen in een lastig parket. De studenten komen in de verleiding om de ‘acties’ van hun land op een politiek/diplomatieke manier te verdedigen.

Bijvoorbeeld over het gebruik van clusterbommen door ‘hun’ leger waarbij enkele burgerdoelen geraakt zijn. Elina raakt op dreef. Hadden die burgers dan maar ergens anders moeten wonen? Eén van de gasten beseft waar we naartoe willen en herstelt zich… Signaal voor mij om hen even te onderbreken met breaking news

Ik duw hen een telex onder de neus met nieuwe info: in een dorp bij het front hebben de bewoners een gewapende militie opgericht. Of ze daar even commentaar op willen geven…maar ga vooral verder met uw uitleg over de clusterbommen…

De reacties op dit soort onvoorziene ontwikkelingen zijn boeiend om te zien. Sommigen klampen meteen hun teamgenoten bij de arm om snel een gepast antwoord te vinden. Anderen proberen de lastige vragen te ontwijken… Maar dat is buiten Elina en mij gerekend natuurlijk, want wij hebben onze vragen al lang voorbereid.

Een half uur lang leggen we de studenten op deze manier op de rooster. Als we afronden zijn de meesten van hen zichtbaar opgelucht.

Ik geef uitleg aan een van de deelnemers. (c) Ronald Falke

Pascal in actie. (c) Ronald Falke

Met gemengde gevoelens sluit ik het laatste interview af. Vermoeid na zo’n hele dag praten tegen gewiekste juristen in spe. Opgelucht omdat het allemaal goed verlopen is. Maar ook met een beetje spijt dat het afgelopen is. Want al bij al is dit ook gewoon leuk. Meewerken aan dit rollenspel is een unieke kans om mijn kennis over het internationaal humanitair recht een beetje in de praktijk te brengen.

En wie weet: misschien werkt één van mijn zogezegde radiogasten over een tijdje wel voor het Internationaal Strafhof… als aanklager of zelfs als rechter in een zaak tegen een oorlogsmisdadiger die clusterbommen heeft ingezet.  Want voor de duidelijkheid: die wrede wapens zijn wel degelijk verboden…ook als ze precies gemikt zijn.

Meer weten over het internationaal humanitair recht? Neem dan een kijkje op deze website.

“Ik moet dringend eens met mijn man vergaderen”

Hans is afgevaardigde van Rode Kruis-Vlaanderen bij het Burundese Rode Kruis en volgt onze projecten op rond basisgezondheidszorg, capaciteitsopbouw en re-integratie van vluchtelingen.

Stel je voor… Twintig jaar geleden moest je in een klap alles achterlaten: je huis, je vrienden, je familie, je werk. Je vluchtte naar een buurland waar je jarenlang in een vluchtelingenkamp verbleef. Opeens hoor je dat het kamp de deuren sluit: er is weer vrede in jouw land en het is tijd om terug te keren. Maar waar keer je naar terug?

Dat is grofweg wat meer dan 500.000 mensen overkwam tijdens de burgeroorlog in Burundi in de jaren ’90. Men vluchtte vooral naar Rwanda en Tanzania waar men in vluchtelingenkampen verbleef. Nadat de vrede in het land terugkeerde, trokken vele Burundezen weer naar huis. Anderen bleven in het vluchtelingenkamp, uit angst voor represailles of omdat ze niets meer hebben om naar terug te keren.

In 2012 besloot de overheid in Tanzania om het laatste vluchtelingenkamp te sluiten. Alle 30.000 bewoners werden het land uitgezet richting Burundi. Om de terugkeer van de vele duizenden mensen te ondersteunen startte het Burundese Rode Kruis met de medewerking van Rode Kruis-Vlaanderen re-integratieprojecten op. Het is mijn taak om deze projecten op te volgen.

De projecten steunen op vier belangrijke pijlers:

  • onderdak
  • drinkbaar water
  • sanitaire voorzieningen
  • inkomen

Bij de eerste drie kan je je waarschijnlijk wel iets voorstellen. Maar hoe zorg je ervoor dat de bevolking waarmee je werkt toch een inkomen kan verwerven en zo minder kwetsbaar wordt? Het Rode Kruis doet het door de teruggekeerde vluchtelingen en lokale bevolking met elkaar te verenigen.

Een vergadering met de leden van de vereniging.

Een vergadering met de leden van de vereniging.

De bedoeling is dat de lokale bevolking samen met de teruggekeerde vluchtelingen die zich in hun gemeenschap hebben gevestigd een vereniging oprichten. Dat gebeurt met ondersteuning van het Rode Kruis. Zo zijn veel leden van de vereniging ook Rode Kruisvrijwilliger. Er is ook een Rode Kruismedewerker per regio die vormingen houdt en de opstart van de verenigingen begeleid.

In deze vereniging organiseren de leden economische activiteiten. De winst hiervan wordt gebruikt ten dienste van de meest kwetsbare van de gemeenschap – dat kunnen teruggekeerde vluchtelingen zijn maar ook de allerarmsten uit het dorp.

Deze activiteiten kunnen heel divers zijn: varkens kweken, een bananenplantage opstarten, een maniokmolen installeren,… Welke activiteiten de vereniging zal uitvoeren, wordt besproken in ledenvergaderingen. Het is belangrijk  dat er op voorhand goed nadacht wordt over wie welke verantwoordelijkheden heeft, of de activiteit rendabel is, en via welke mechanismen de winst besteed zal worden.

Afgelopen week was ik op zo’n vergadering aanwezig als observator. Op het einde van de vergadering vroeg ik of de aanwezigen het zinvol vonden. Een vrouw reageerde heel enthousiast:  “Ik vind dit een heel goede manier van werken. Ik moet dringend eens een dergelijke vergadering met mijn man aangaan!”

Al doende leert men

Liesbeth werkt meestal op de hoofdzetel van het Rode Kruis in Mechelen als didactisch expert. In december was ze evenwel enkele dagen in Nepal waar ze didactische ondersteuning gaf aan  Nepalese collega’s.

Lesgevers Eerste Hulp in Nepal hebben een grote uitdaging tijdens hun lessen: de grote diversiteit van de deelnemers. Sommigen zijn hoog- of laaggeschoold, geletterd of niet-geletterd, man of vrouw, jong of oud, …

In december was ik enkele dagen in Nepal om didactische ondersteuning te geven aan de mastertrainers. Dat zijn lesgevers die lesgevers Eerste Hulp kunnen opleiden. We bogen ons over deze twee vragen:

  • Hoe zorg je ervoor dat lesgevers een goede eerstehulples kunnen geven aan een divers publiek?
  • Wat moet je vrijwillige lesgevers bijbrengen opdat ze met deze diversiteit om kunnen?
Mastertrainers aan het werk tijdens de driedaagse opleiding.

Mastertrainers aan het werk tijdens de driedaagse opleiding.

Tijdens deze workshop discussieerden we over de geschikte doelstellingen en werkvormen voor het onderdeel Didactiek in de lesgeversopleiding. Didactiek staat voor het onderzoek naar de elementen  van een krachtige leeromgeving. Wat hebben mensen nodig in een les, in een cursus om optimaal te kunnen leren? En hoe kan je dat als lesgever voorzien? Waar moet je op letten?

Tijdens de workshop was er ruimte voor discussie met de andere departementen van het Nepalese Rode Kruis. Zo organiseert het departement Water en Sanitatie bijvoorbeeld ook lesgeversopleidingen.

Uiteindelijk besloten we dat de tips die we in de handleiding Didactiek opstellen voor lesgevers Eerste Hulp ook heel nuttig kunnen zijn voor lesgevers Hygiëne of Rampenparaatheid.

Het was een boeiende uitwisseling tussen de mastertrainers onderling en mezelf. Het eindresultaat, een handleiding voor de lessen didactiek, wordt verwacht voor het einde van dit jaar.

Ik leerde zelf ook enkele dingen bij. Bijvoorbeeld dat het samen werken aan lesvoorbereidingen voor een nieuwe les efficiënt is. Door drie dagen samen te zitten, elkaar te inspireren en feedback te geven, ligt er snel een sterk resultaat.

Of nog: in Nepal werkt men met pre- en posttests – ook bij de lesgeversopleiding. Door goed in kaart brengen wat de voorkennis van de deelnemers is, kan je 1) je lessen aanpassen aan het niveau van de groep, 2) nadien controleren wat de bijdrage van de lesgeversopleiding in hun kennis en vaardigheden is. Om over na te denken bij de evaluatie van het lesgeverstraject voor eerstehulplesgevers van Rode Kruis-Vlaanderen.

Winter in Nepal

Liesbeth werkt meestal op de hoofdzetel van het Rode Kruis in Mechelen. In december was ze evenwel enkele dagen in Nepal voor de opvolging van het project ‘Didactiek in het Zuiden’. Haar eerste bericht over haar verblijf ter plaatse verscheen al eerder hier.

Het is er koud”, zei men. Ik vroeg aan Els, onze Rode Kruisafgevaardigde ter plaatse: “Hoe koud is het dan?”. “Het is hier echt koud,” zei Els. Dus zaterdag ging Liesbeth nog snel op zoek naar een echt dikke winterjas, winterschoenen en een muts om zondag naar het winterse Nepal te vertrekken voor de afronding van het project ‘Didactiek in het Zuiden’.

En nu zit ik hier. Met mijn rug in de zon, in mijn truitje, met half dichtgeknepen ogen naar mijn scherm te kijken dat ik niet kan lezen met die zon erop. Je denkt waarschijnlijk: “Ja, wij hebben in de winter toch ook zon”, en dat is waar. Maar de zon hier is warm! Heerlijk warm! Mei-warm met het gevoel: nog even en het is zomer!

Ok, ik heb geslapen met dikke sokken aan en een onderhemd onder mijn dikke pyjama, onder een deken én een gigantische dons. En ok, uit bed komen was niet fijn. En ok, ik heb me er vanaf gemaakt met een kattenwasje aan de wasbak, want een douche zag ik echt niet zitten. En ok, heel de voormiddag stond ik met mijn nieuwe jas en mijn sjaal les te geven aan een groep mensen in dikke jassen en mutsen. Dus ja, het is hier koud. Vooral binnen (er is nergens centrale verwarming). Vooral ’s morgens en ’s avonds (als de zon er niet is, koelt het onmiddellijk af).

Maar jongens… zo’n warm zonnetje op je gezicht in december is de max!

Ik ga op reis en ik neem mee…

An volgt in Oeganda de projecten van Rode Kruis-Vlaanderen op rond onder andere eerste hulp en weeskinderen.

Ken je het spelletje ‘Ik ga op reis en ik neem mee…’? Tijdens dit geheugenspelletje namen we dingen mee als een zonnebril, zwemgerief, zonnecrème, een boek,…

Voor de duizenden Congolese vluchtelingen is het geen spel… Ze moesten vluchten voor gevechten tussen het leger en rebellen, staken de grens over naar Oeganda en werden ontvangen in het vluchtelingenkamp Koboko (op de grens met Congo en Zuid-Soedan, in het noordwestelijke puntje van Oeganda).

Ze namen mee: de jongste kinderen (de oudere kinderen lieten ze achter bij vrienden, in scholen, bij familie en helpende handen in veilige zones), een matje om op te slapen, een kookpot, wat droge bonen… Er was vooral veel dat ze niet konden meebrengen: geen zeep, geen waterkan, geen matras om op te slapen,…

De hulp komt traag op gang… De internationale standaarden voor een vluchtelingenkamp (de Spherestandaarden) zijn (nog) niet bereikt. Die zeggen dat er 1 toilet moet zijn per 50 vluchtelingen. Momenteel zijn er 6 toiletten voor 2.017 mensen of 1 toilet voor 336 mensen.

De Spherestandaarden zeggen dat er 15 liter per dag per persoon nodig is. In realiteit komt er elke dag een vrachtwagen 3.000 liter ongezuiverd water brengen. Zeg nu zelf, kan je jezelf wassen, drinken, koken, tanden poetsen, je kleren wassen… met 1,4 liter?

Het Oegandese Rode Kruis is gevraagd om een snelle oplossing voor het watertekort aan te bieden, in afwachting van waterputten die gedrild worden (wat maanden kan duren). Met steun van de Belgische overheid zijn er begin dit jaar noodhulpwatersystemen aangekocht en mensen opgeleid. Het systeem dat we deze week opzetten, produceert voldoende water voor 5.000 personen.

De euforie onder de vrijwilligers en de blijheid van de vluchtelingen op het moment dat er drinkbaar water uit de 12 kraantjes stroomt, is onbeschrijfelijk hartverwarmend. Op zo’n moment voel ik me vereerd om deel uit te maken van de Rode Kruisbeweging en overvalt een gevoel van dankbaarheid me omdat ik als getuige op de eerste rij mag staan…