Pascal is al jarenlang Rode Kruisvrijwilliger. Omdat het Belgische Rode Kruis dit jaar zijn 150ste verjaardag viert, vroegen we hem om een van zijn mooiste Rode Kruisherinneringen met ons te delen.
Een vrijdagavond in 2014. Ik orden mijn boekenkast wanneer mijn oog valt op een voor mij speciaal fotoalbum. Terwijl ik het doorblader openen de foto’s laatjes in mijn geheugen. Namen van plaatsen, mensen, zelfs de smaak van de lekkere momo’s in het guesthouse van Kathmandu komen terug.
Het is april 2000. Tot mijn eigen verbazing ben ik geselecteerd om aan een uitwisselingsprogramma deel te nemen met Nepalese Rode Kruisvrijwilligers. Met een groepje Vlamingen bezoeken we een aantal projecten van het Nepalese Rode Kruis, die door Rode Kruis-Vlaanderen worden ondersteund.
Een van die projecten is een gemeenschapsontwikkelingsproject in het dorpje Khalte, in het district Dhading. Er geraken is een hele klus: eerst een dag hotsen en botsen over een zandweg tot in Dhading Besi, de ‘hoofdstad’ van het district Dhading. Daarna nog een dag stappen in de bergen – sorry, heuvels volgens de Nepalezen – om het dorpje Khalte te bereiken. Ik word door een van de gidsen naar mijn gastgezin gebracht. Didi, mijn gastvrouw, is heel actief als Rode Kruisvrijwilliger in Khalte.
Mijn Nepalese gastfamilie.
Handen wassen
Noch de ouders, noch de kinderen spreken Engels en mijn Nepali staat ook niet op punt. Na wat onwennig gelach wenkt Didi me haar te volgen. Ik ga met haar mee naar een stalletje in een uithoek van het erf. Ze trekt een gordijn opzij en toont me het toilet. Het is niet meer dan een gat in de grond, maar hoe basic ook, het ziet er allemaal heel proper uit. Daarna toont ze me de waterkraan die centraal tussen enkele andere huizen staat. Ze neemt een stukje zeep dat op een schapje ligt en doet me voor hoe ik mijn handen moet wassen. Niet dat ik het nog nooit had gedaan, maar een beetje herhaling van tijd tot tijd kan nooit kwaad….
Ze wijst met haar vinger naar een plek hogerop de heuvel terwijl ze pani – water in het Nepali – zegt. Ik kijk en zie hogerop een soort betonnen watervat waar het water wordt gefilterd. Intussen doet ze alsof ze aan het graven is en ik begrijp zij samen met haar buren de waterleiding heeft gegraven.
Schrijf- en rekenles
‘s Avonds komen uit alle richtingen vrouwen aangewandeld. Ze zoeken een plek in de halfopen ruimte op boven de ossen- en geitenstal. Didi en haar man stellen deze ruimte ter beschikking om er wekelijks een alfabetiseringscursus te geven. Didi neemt er zelf ook aan deel.
Bij het licht van enkele olielampen geeft een lerares les op een klein bord: schrijf- en leesoefeningen en ook rekenen. Ik merk dan sommige jonge meisjes meegekomen zijn om hun moeder te helpen – de omgekeerde wereld misschien, maar toch ook een teken van vooruitgang. Dat wil minstens zeggen dat deze kinderen wél naar school kunnen gaan in tegenstelling tot hun moeders toen die jong waren.
De alfabetiseringsklas
Nadat de les word ik uitgenodigd voor het avondmaal, de traditionele dahl-bhat. Ik krijg een flinke berg rijst op mijn tinnen bord geschept en een flinke lepel linzensaus. Maar vandaag is het blijkbaar een speciale dag want er komt ook nog een kippenboutje bij en een beetje tarkaari, wat groenten in een currysausje. “In mijn eigen moestuintje gekweekt”, vertelt Didi trots (en vertaalt door de tolk die is aangekomen). Dat was het eerste dat ze leerde toen de mensen van het Nepalese Rode Kruis het project in het dorp startten. Het land hadden ze al ter beschikking. Daar werd enkel rijst gekweekt maar door een stukje vrij te maken voor groenten, konden ze hun dagelijks dahl-bhat dieet aanvullen met gezonde groenten. En het is nog lekker ook.
Het eerste toilet van het dorp
Didi was de eerste in de wijk die Rode Kruisvrijwilliger werd. Haar familie bouwde als eerste een eigen toilet. Daarvoor deed de ganse familie hun behoeften ergens tussen de struiken, net als iedereen. “Gaandeweg kwamen de buren eens kijken hoe het werkte en raakten ze meer en meer geïnteresseerd.”
Ook voor de waterkraan moesten de gezinnen samenwerken. Er werden sleuven gegraven voor de waterleiding. Ook leverden ze een kleine financiële bijdrage om het watersysteem te onderhouden. “En wie doet dat dan?” vraag ik hen. Waarop meneer des huizes lachend zijn hand opsteekt. Hij heeft een opleiding gekregen van het Rode Kruis en die komen jaarlijks langs om te controleren of nog alles werkt zoals het hoort en tips te geven.
Ik vraag hen wie dat allemaal coördineert? Wel, dat wordt gedaan door de vrouwengroep. Zij beheren de fondsen, werken de plannen uit en staan zo mee in voor de verbetering van de levensomstandigheden in hun dorp. De meeste leden van de vrouwengroep had ik net ontmoet tijdens de alfabetiseringsles.
En de mannen? Die worden ingeschakeld om het zware fysieke werk te doen, lacht Didi. “Hoe werkt dat in België?” vraagt de tolk. Ik vertel hem dat het bij ons niet zo duidelijk geregeld is, maar dat in de praktijk de vrouwen meestal aan het langste eind trekken. Na vertaling knikt mijn gastheer me zwijgend toe…en schenkt begripvol mijn beker thee nog eens vol. Didi zit met een voldane glimlach op haar gezicht te luisteren, haar zelfvertrouwen lijkt met de seconde te groeien…
Motivatie
Al is het intussen 14 jaar geleden dat ik deze veel te korte avond mocht meemaken, hij staat me nog bij alsof het gisteren was. Voor mij zaten enkele doorwinterde Rode Kruisvrijwilligers. En hoewel ze zelf moesten knokken om te overleven, vonden ze toch de energie en wilskracht om niet alleen hun eigen situatie te verbeteren, maar ook om hun hele gemeenschap naar een hoger niveau te tillen.
Ik zal deze ontmoeting nooit vergeten. Want hoe verschillend onze situaties ook waren, hoe verschillend onze taken in het Rode Kruis ook zijn, toch deden ze ergens hetzelfde als ik. En als zij die motivatie kunnen opbrengen in hun vrijwilligerswerk, wie ben ik dan om het niet doen?
Śubhakāmanāharu Didi – mijn beste wensen, en vooral: Dhan’yavāda – dankjewel, voor alles.